Dick van Ginkel Regisseur Duurzaamheid en Innovatie | Van Wijnen Midden

Duurzame gebouwen anno 2030? Dat betekent nú beginnen!

0 ·Leestijd: 2:15 minuten

Anno staat ruwweg voor ‘in het jaar’. Dus hierboven staat in het jaar 2030. Dat is een mooie aanleiding voor een pleidooi om nu woningen en gebouwen te gaan bouwen die anno 2030 bestendig zijn.

Het gaat dan om gebouwen die zelfvoorzienend of energieleverend zijn, met een gezond binnenklimaat en vrij van fossiele brandstoffen. Misschien is het vervolg van deze blog het einde van een roze droom, maar dat is vaak de realiteit…

'We zadelen huidige bewoners op met een probleem'

Goed bezig?

Ik kan u vertellen dat nog bij ca. 85 tot 90% van alle nieuwbouwwoningen gebruik wordt gemaakt van fossiele brandstoffen. We leveren nu dus woningen op waarvan we de bewoners over 13 tot 15 jaar met een probleem opzadelen. We hebben in Nederland namelijk afgesproken dat we van het aardgas afgaan. Zijn we dan goed bezig?? De rest mag u zelf invullen…

 

Profijt?

Het standaard recept voor de gemiddelde nieuwbouwwoning is: een HR-(gas)ketel, een CO2– gestuurde mv-box, 3 of 4 PV paneeltjes. Daarmee hebben we het in de EPC ‘sjoemel‘-software van de bouwsector weer dichtgerekend. Wilt u Energie Neutraal (mooi mode woord voor EPC=0)? Dan leggen we het dak vol met PV panelen en hebben we alles op papier kloppend.

Heeft de bewoner hier direct profijt van? Op lange termijn in ieder geval niet, doordat de focus is gelegd op het bepalen van het EPC getal. Gelukkig zijn er ontwikkelingen zoals BENG (Bijna Energie Neutrale Gebouwen) of de nZEB (nearly Zero Energy Building)-berekeningsmethodiek die niet enkel focussen op dit streefgetal binnen de sector.

Eerst besparen

Deze berekeningsmethodieken volgen gelukkig weer meer de hopelijk welbekende ‘Trias Energetica’: laten we eerst een goed gebouw ontwerpen (dus eerst kijken naar besparen) en dan kijken hoe we dit bouwkundig goed kunnen invullen. Vervolgens kijken we naar onze eigen energiehuishouding en dan brengen we de opwekking in kaart. Tenslotte bepalen we met welke installaties we dit gebouw kunnen complementeren. Dat betekent dus niet dichtrekenen met installaties, wat nu wel vaak het geval is. Kijkend naar de levensduur van een gebouw is dit ook helemaal een verkeerde benadering geweest.

‘Met aandacht voor de schil van een gebouw, kun je de vraag naar warmte en koeling beperken’

Buitenschil
De gemiddelde levensduur van een woning is 75 tot 80 jaar. De vervangingscyclus van onderdelen is marginaal, onderhoud is vanzelfsprekend ook noodzakelijk. Alleen bij installaties is de vervangingscyclus 12 tot 15 jaar. Het leggen van meer focus op de buitenschil van de woning is het logisch gezien de Total Cost of Ownership, het totaalbedrag aan kosten voor het bezit van een product gedurende de levenscyclus of gebruikscyclus.

Door de aandacht te leggen op de schil van het gebouw, kunnen we dus echt wat doen aan beperking van de vraag naar warmte en koeling. En dankzij een luchtdichte schil kunnen we ook weer goed ventileren. Vervolgens passen we ‘minimale’ installaties toe, die met een hoog rendement de woning van het nodige comfort voorzien. De verwarmingsvraag is eigenlijk niet meer relevant. Efficiency is comfortmaatstaf van de bereiding van het tapwater.

Laten we dus sectorbreed eens kijken naar het realiseren van ‘Betere Gebouwen’ en inzetten op ‘bouw zo goed als het kan en niet zo slecht als het mag’. Dan ben ik ervan overtuigd dat we in 2018 gebouwen maken die anno 2030 waardig zijn.

Vind je dit een interessant artikel? Deel het met je netwerk.

Reacties