Jan-Willem Groot en Tom de Boer

Nationale Milieudatabase: ‘Om Nederland circulair te krijgen, moeten we goed en eenduidig kunnen meten’

0 ·Leestijd: 4:42

Hij is pas sinds begin dit jaar directeur van de Stichting Nationale Milieudatabase (NMD). Maar Jan-Willem Groot weet heel goed wat hem de komende jaren te doen staat. “Mijn belangrijkste opdracht is het uitbouwen van onze database. Ook moet deze, met behulp van betere IT, nog toegankelijker worden”, zegt hij.

“De database bevat kaarten met daarin de milieuaspecten van zo’n 3.000 producten, maar dat moeten er nog veel meer worden.” Op deze manier wil de NMD substantieel bijdragen aan het realiseren van de nationale ambitie: een circulaire economie in het jaar 2050.

De NMD, voortgekomen uit de Stichting Bouwkwaliteit, is nu al een door de bouwkolom breed gedragen organisatie. Maar de bedoeling van Groot en zijn collega’s is dat nog meer partijen, zoals opdrachtgevers, architecten, adviesbureaus en bouwbedrijven, bij de stichting te rade gaan als ze milieubewust willen bouwen.

“We zetten in op communicatie met de bouwwereld, het geven van voorlichting en onderzoek doen. Verder gaan we ons actief mengen in het maatschappelijk debat om zoveel mogelijk partijen aan ons te binden”, aldus de nieuwe directeur van de NMD. En daarmee is een breed belang gediend. Omdat de MPG, de Milieuprestatie-eis van Gebouwen, steeds strenger wordt en ook dit voorjaar weer wordt aangescherpt, is het voor betrokkenen in de bouw van belang zich optimaal te laten informeren over verantwoorde productkeuzes.

‘Ook transformatie en renovatie’
“Wij helpen de bouw graag met onze database”, zegt Groot. “Door wat wij aanleveren, kunnen berekeningen veel zorgvuldiger worden gemaakt. Daarmee kan een bouwbedrijf bijvoorbeeld gemakkelijker aantonen dat het voldoet aan de eisen van duurzaamheid. Al bij de aanbesteding kan iemand laten zien dat hij milieuvriendelijke producten gebruikt.” Dankzij de gegevens in de database van de NMD is het zelfs mogelijk de milieubelasting van een product gedurende de gehele levensduur te meten. Dus vanaf de productie, het eerste gebruik, de sloop of verwijdering én het hergebruik. “Vandaar dat we thema’s als transformatie en renovatie de komende jaren ook extra gaan aanpakken en meenemen in de Bepalingsmethode”, aldus Groot.

‘Het gaat om het totaalbeeld van een gebouw’
Tom de Boer, senior datamanager bij de NMD, benadrukt dat de Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen uit het Bouwbesluit uiteindelijk gaat om de duurzaamheid van een totaal gebouw. Daarvoor is de MPG een belangrijke maatstaf. “Een gebouw moet duurzaam zijn, maar je mag natuurlijk niet besparen op de draagkracht, de constructie, de waterdichtheid en de brandveiligheid”, zegt hij. “Dus moet je weleens concessies doen. Een houtconstructie is weer heel anders dan beton, maar het gaat om het totaalbeeld. We streven ernaar dat het volledige gebouw bijdraagt aan het verlagen van de milieu-impact.”

Helpen bij lastige afwegingen voor de bouwwereld
De Boer realiseert zich dat de bouwwereld nog weleens voor lastige afwegingen komt te staan. “Dat komt ook doordat de regelgeving voor de milieuprestatie van een gebouw vaak haaks staat op die voor de energieprestatie.” Als voorbeeld noemt hij zonnepanelen. “Die leveren natuurlijk energie op, maar zijn in de productie belastend voor het milieu. Die tegenstrijdige eigenschappen moeten we beter op elkaar afstemmen en in onze methode integreren.”

Basiskamp in 2023
Op weg naar een volledig circulaire economie in 2050 met ook een energieneutrale bouwwereld zijn er enkele tussenstations. Maar het transitietraject is gestart. “De eerste halte als nationale stip op de horizon is 2023. Dan moet het basiskamp klaar zijn: een stelsel dat aansluit op de Wkb, de nieuwe wet kwaliteitsborging voor het bouwen”, zegt Jan-Willem Groot. “Vervolgens moet in 2030 het gebruik van primaire grondstoffen zijn gehalveerd en uiterlijk 2050 moeten bouw en infra circulair zijn. Om deze doelen te bereiken moeten we goed en eenduidig kunnen meten. Vandaar dat wij als stichting NMD voortvarend aan de slag gaan.”

‘Uitdaging voor architecten’
Maar hoe ziet Groot de manier van bouwen in 2050 voor zich? “Ik heb geen glazen bol”, zegt hij. “Maar ik voorzie dat er tegen die tijd veel meer circulair wordt gebouwd, veel demontabeler ook, zodat materialen en gebouwen flexibel kunnen worden ingezet.” En senior datamanager Tom de Boer vult aan: “Als je meer modulair bouwt, kun je materialen gemakkelijker één op één hergebruiken. Bijvoorbeeld een kozijn dat je uit een woning verwijdert om het elders weer toe te passen.” De Boer ziet ook veel toekomst in prefab bouw. “Dan kun je meer en sneller bouwen”, zegt hij. “Dat betekent wel meer van hetzelfde, dus aan de architecten de uitdaging om toch iets moois te bedenken en daarbij al in een vroeg stadium duurzaamheid bij een ontwerp te betrekken.”

Directeur Groot verwacht verder dat gebouwen te zijner tijd vaker gemengde functies gaan krijgen. “Dus niet kantoor óf woning óf fabriek, maar een vermenging van die functies. Ze lopen dan in elkaar over en dat geldt ook voor de energie”, stelt hij. “Een fabriek heeft overdag verwarming nodig, een woonhuis vooral ’s avonds. Die voorziening zou je dus kunnen uitwisselen.”

‘Het rijk is bepalend’
Wil Nederland erin slagen in 2050 inderdaad circulair te zijn? Dan is daarvoor vooral sturing vanuit de rijksoverheid nodig, vindt Groot. “Het rijk is bepalend, als grote opdrachtgever van bouwprojecten en als normerend en regelgevend orgaan. Tegelijkertijd zijn initiatieven op lokaal niveau belangrijk. Gemeenten zitten immers letterlijk op de stoep van projecten.” En tot slot wijst hij ook op de verantwoordelijkheid van de burgers. “Die moeten eveneens willen investeren in duurzaamheid. Alleen als we dat draagvlak creëren, wordt het realiseren van een circulaire economie in 2050 echt haalbaar.”

Vind je dit een interessant artikel? Deel het met je netwerk.

Reacties

Schrijf een reactie