Paul van Bergen DGMR | directeur en adviseurs

Betere gebouwen zijn duurzaam, energieneutraal én gezond, aldus Paul van Bergen

0 ·Leestijd: 6:30 minuten

Het Betere Gebouwen platform vraagt om meer aandacht voor betere gebouwen. In ieder geval bij mij kwam meteen een aantal vragen op. Hebben we dan geen goede gebouwen? Wat is er mis met de bouw? Heb ik het zelf misschien niet goed gedaan?

Als je al 30 jaar als adviseur in het vak zit, heb je immers zelf veel invloed gehad en bijgedragen aan de kwaliteit van een groot deel van gebouwd Nederland. In tweede instantie herken ik wel wat in het initiatief om aandacht te vragen voor betere gebouwen. In mijn carrière in de bouw zie ik dat ieder decennium zijn eigen speerpunten of aandachtsgebieden kent.

Veranderende aandacht
Vanaf 1990 tot 2000 ging het in de bouw vooral over de introductie van het Bouwbesluit, thermisch isoleren, verhoogde aandacht voor het comfort in gebouwen en de introductie van de energieprestatieregelgeving. In de periode 2000 tot 2010 werd de basis gelegd voor het begrip duurzaam bouwen met vanaf 2010 de introductie van de BREEAM-certificering in Nederland en de start van de Bouw Informatie Modellen (BIM). Recent, vanaf 2016, ontstaan initiatieven die gericht zijn op ‘gezonder bouwen’. Als we al die kennis en ervaringen van de afgelopen 25 jaar nu eens zouden combineren, hebben we dan betere gebouwen? Ik durf die stelling wel bevestigend te beantwoorden, want de bouw heeft volgens mij een erg slecht geheugen en houdt ervan om het wiel steeds opnieuw uit te vinden. We willen met zijn allen elke keer weer trots zijn op een uniek gerealiseerd project: een ‘once in your lifetime’-gebouw. We kwalificeren het project dan als ‘het eerste gebouw dat…’.

‘Als we al die kennis en ervaringen van de afgelopen 25 jaar nu eens zouden combineren, hebben we dan betere gebouwen?’

Collectief geheugenverlies
Ik durf in dit verband te spreken van collectief geheugenverlies. Een goed voorbeeld daarvan vind ik de huidige aandacht voor gezonde gebouwen. Dat zijn gewoon toegankelijke gebouwen met een goede kwaliteit aan verse lucht, een prima comfort, meer dan voldoende daglicht, waar het rustig is, die gebouwd zijn met verantwoorde materialen zonder emissies en waar ik als gebruiker zelf mijn condities kan instellen. Daar is geen nieuw decennium voor nodig. Meer dan 30 jaar geleden was deze kennis al verplichte kost voor ingenieurs uit Eindhoven en Delft, met de thermo-fysiologische mensmodellen van Fanger, Gagge en Stolwijk als basis.

Levensduur
Met de huidige aandacht voor gezonde, duurzame, energie neutrale en nu ook ‘betere gebouwen’ gaat het wat mij betreft dan ook niet over een gebrek aan kennis of ervaring. Waarover dan wel? Ons onvermogen om de prestaties van onze gebouwen gedurende de levensduur en gebruiksduur in stand te houden. De prestaties die aan de start van een bouwproces beloofd worden werkelijk realiseren en garanderen. Dat lukt de bouw nog niet. Wij geven géén garanties en nemen slecht presterende gebouwen niet terug met restitutie van het betaalde bedrag.

Sterrenslag
Nog veel te vaak raken gebruikers, bewoners of huurders teleurgesteld in de prestaties die hun beloofd zijn. De indeling blijkt niet zo flexibel als beloofd, de exploitatiekosten zijn niet lager of verre van nul of het comfort valt tegen en het klimaat is niet individueel in te stellen. Er zijn legio voorbeelden van niet waargemaakte kwaliteiten met als gevolg achterdocht van eigenaren en gebruikers. De bouw heeft kennelijk ieder decennium een nieuw thema nodig om zich te bezinnen op haar handelen en om processen te verbeteren. Zo heeft bijvoorbeeld het ‘duurzaamheid’- decennium ons de BREEAM-methodiek gebracht. Een effectieve procesmatige methodiek om duurzaamheidsprestaties af te spreken, te borgen en te valideren. Na de oplevering wordt vastgesteld of de prestaties één, twee, drie, vier of vijf sterren waard zijn. Maar deze methodiek is helaas slechts een momentopname en biedt geen garantie dat het gebouw blijft presteren zoals beloofd. Certificaten worden niet ingetrokken of teruggenomen.

Algeheel welbevinden
Dit laatste is waarschijnlijk de reden dat we nu in het ‘gezondheid’-decennium zitten. Naast een gebouw met een lage milieu footprint (=duurzaam) willen gebruikers en bewoners garanties dat hun woon-/werkplek, maar ook hun omgeving comfortabel en gezond is. Die verwachting gaat verder dan alleen ventilatie, temperatuur, licht en akoestiek. Het gaat ook om de locatie, de werkplek zelf, het uitzicht, het meubilair, het onderhoud, verantwoord eten en drinken, beweging tijdens het werken, aanwezigheid van groen en natuur, etc. Naast de fysische gezondheid telt ook de psychologische, sociale en fysieke gezondheid: het algehele welbevinden.

‘Het leuke van gezondheid als speerpunt is dat we ons als bouwketen niet meer kunnen verstoppen.’

Gebruikers centraal
Het leuke van gezondheid als speerpunt is dat we ons als bouwketen niet meer kunnen verstoppen binnen de traditionele demarcaties zoals casco, inbouw, inrichting, beheer, onderhoud. Die traditionele indeling van onze verantwoordelijkheden heeft ertoe geleid dat problemen en knelpunten doorgeschoven werden op het bordje van de volgende fase. Dat kan niet meer als je verantwoordelijk bent voor het totale welbevinden van de gebruikers of bewoners. Er moet  daadwerkelijk worden geleverd wat is afgesproken. De focus moet verschuiven van het eigen proces naar dat van de gebruikers van gebouwen. Als we hen écht als uitgangspunt nemen, maken we ook andere keuzes.

Echt meten
Binnen de relatief korte periode dat gezondheid op de bouwkalender staat, beschikken we in Nederland ook al over een methodiek die ons helpt bij het procesmatig inrichten van ons bouwproces en die de prestatie certificeert. Dit is de WELL Building Standard. Een uit de VS overgewaaide methodiek die ‘well-being’ meet aan de hand van zeven thema’s. De prestaties op die thema’s worden na ingebruikname werkelijk fysiek (na)gemeten. Er wordt niet vertrouwd op berekeningen of simulaties.
Als bureau zijn we al bezig met de eerste pilots waarin deze methodiek binnen de Nederlandse context wordt toegepast. Of dit werkelijk tot gezondere gebouwen met tevreden gebruikers leidt, moet de komende jaren blijken. We hebben dus weer een methodiek beschikbaar om onze bouwprocessen te stroomlijnen en bij te dragen aan betere gebouwen. Op naar het volgende decennium.

Paul van Bergen is directeur en adviseur bij DGMR. DGMR is een volledig onafhankelijk zelfstandig adviesbureau op de thema’s gezondheid, veiligheid en duurzaamheid in de leef-, woon- en werkomgeving.

Vind je dit een interessant artikel? Deel het met je netwerk.

Reacties